Pijn, pijn, alsmaar pijn.
Nooit even zonder zijn.
Sterk blijven, gewoon blijven doen.
Maar het is nu niet als toen.
Feesten, lachen, plezier maken.
Ik wil wel,
maar mijn lijf begint te staken.
Het gaat niet,
al wil ik nog zo graag.
En wat ik doe gaat even traag.
Ik ben nu even niet als toen.
Ik kan eigenlijk niets doen.
Niet dansen, want dan doet het pijn.
Niet doorzakken,
dat vindt mijn lijf niet fijn.
Alles met mate, veel rusten.
Even een dutje, welterusten.
Ik ben niet oud, of soms toch wel.
Een pijnlijk lijf, in een jong vel.
“Gaat wel over”, zegt de arts.
Rusten, geduld,
medicijnen slikken dat het barst.
Als je ze slikt
ben je een ander mens.
Één helpt niet,
maar waar ligt de grens?
Slik maar,
je hoeft geen pijn te lijden.
Het is maar morfine,
dus slik ten aller tijden.
Je bent jezelf niet meer, maar ja.
Je slaapt even, denkt even niet na.
Ik wil mijn leven terug van toen.
Gewoon, niet zeiken, alles doen.
Niet iemand die mijn ondergoed wast.
Niemand die mijn plee doet
als die is ondergeplast.
Opstaan, douchen, eten, werken.
Mensen helpen, mensen sterken.
Niet die kluns zijn die niks kan.
Komt het nog goed? En wanneer dan?
Opereren, wat een vondst!
Maar wat is daarvan de uitkomst?
Wat kunnen ze me garanderen?
Ze weten het ook niet,
die geleerde heren.
En wat is de garantie?
Ik wil graag op vakantie!
Zoals het altijd ging.
Niet als een zielig ding.
Ik heb geen geduld, dat weet ik.
Maar niet meer worden als toen,
is een harde tik.
Ik wil terug, zijn wie ik was.
Maar dat weet ik later pas.
Laat wat van je horen