Praten doe ik niet veel.
Vertellen ook dus beperkt.
Er zit een brok in m’n keel.
Omdat ik het verdriet nog niet heb verwerkt.
Waarom kun je niet over me dromen.
Waarom ben ik niet goed genoeg.
Waarom kan ik je hartje
niet binnenkomen.
Waarom ben jij er
die de deur toesloeg.
Ik zal het nooit kunnen vatten.
Al m’n beperktheden bijeen.
De brokken zijn niet te schatten.
Precies dat ik miljoenen
van de bank leen.
Verdriet is bij mij nog
nooit zo diep geweest.
Hopelijk stopt het dan ook hier.
En verdwijnt die plaaggeest.
En verschijnt weer het plezier.
Plezier van met jou te praten.
Geluk stralend naar jou toe.
Maar momenteel moet ik de gedachten laten.
Ik voel me alleen maar moe.
Uitgeput van te hopen.
Uitsluitend verlangen naar jou.
Maar de liefde was van me weggelopen.
De liefde liet me in de kou.
Ik wil je in levende lijven weer zien.
Al is het wat verlegen.
Dan zou ik zeggen:
‘ik hou echt van je !’.
Laat wat van je horen