Vanuit haar raam keek ze me aan,iedere morgen opnieuw.
Ik zag of ze verdrietig was.
Neen,vandaag niet,ze was vrolijk en ze lachte.
Ze had een goede nacht gehad,geen bange dromen.
Ik was met haar begaan,kon uren naar haar luisteren.
Ze knikte en vertelde,hoe het is gegaan.
De wereld was plots te groot,ze kon die niet meer aan.
Ze was in de war en alles ging te snel,
niks was nog het oude,geen intersses.
Het pad dat ze dagelijks nam lag er niet meer,de mensen om haar heen, dat waren vreemden.
Wat is er gebeurd,vroeg ze plots,ik zei maak je geen zorgen en leef de dag al had ik haar graag uitgelegd war dementie was.
Maar hoe kan ik dat weten,ik ben een krulwilg die iedere morgen voor haar gaat dansen ik waai met mijn takken en maak sierlijke bewegingen langs het raam van haar kamertje.
Op een dag werd ik gesnoeid,zij was bedroeft ik zag haar niet meer lachen ze groete mij niet meer en wou niet meer met mij praten.
Ik zei wacht tot de lente komt dan krijg ik nieuwe blaren ze antwoorde daar heb ik geen tijd meer voor en ja ,ik bloei nu weer,maar zij is er niet meer.
Laat wat van je horen