Voor jou stralend mooie ogen,
de lieve glimlach om je mond.
Wou ik alle tranen drogen,
die ik in de wereld vond.
Maar veel te mooi,
om waar te zijn,
laat enkel pijn.
Ik zal de maanden nooit vergeten,
in het land van ons bestaan.
Ieder straatje, elk plein,
waar ik toen bij jou mocht zijn,
draagt voor altijd nu jou naam.
Als de nacht mijn dag verlicht,
met zijn milde duisternis.
Reis ik in mijn dromen weer,
naar die straatjes van weleer.
Ik zou je duizend boeken schrijven,
over al het moois met jou.
Elk woord of iedere zin,
hopend op een nieuw begin
Terwijl ik afscheid nemen wou.
Als een antwoord zonder vragen,
of een zanger zonder lied,
werd het leven in de stilte,
dat jij hier nu achterliet.
En elke kleur, die jij me bracht, werd grijs en zwart.
In de straten van verlangen
op de pleinen zonder hoop.
uit het land van ons bestaan,
staat m’n hart en ziel te koop,
sinds dat jij bent weggegaan.
Ik wist het van de eerste dag,
dat je in m’n armen lag.
Toen had ik meer nog dan vandaag,
moeten schreeuwen, ‘k zie je graag.
‘K wil met niemand nog ontwaken,
er zullen nooit nog rozen staan.
En komt er ooit een tijd van toen,
beloof me dat ik dan met jou,
elke dag mag overdoen.
Laat wat van je horen