De mensen werden zeer oud toen.
Met eeuwig leven in het hart.
Bijna waren mensen als de goden.
Grimmig, dat wel, maar drinkende
de logica van nectar en ambrozijn.
Zij waren heroën en vaarden op zonneschijn.
Op de zonnewagens van Odysseus.
De wereld was platvloers.
De hemel was een baldakijn.
Historie werd er niet geschreven.
Fabels waren nu eenmaal waar.
Steden verrezen uit de grond.
Laag na laag.Diep de bodem.
Er werd gestreden op de Trojaanse treden.
De verre westerse wereld werd vermeden.
Leven was paaslijk herrijzen.
Reizen en verder reizen was leven.
In een wriemelende vervlechtig ontstond:
Het heilige land van gouden morgenstond.
Laat wat van je horen