Rode bloempot
Wat eerst was. Klei, brein, water. Wiel, hand, brand.
Wat, steeds herhaald, gestapeld wacht in hokken.
Een conisch lijf, rond bodemgat, de rand.
Wat steeds verschilt. Mosgroen, kalkwit, de korsten,
geëtst door anonieme meesterhand.
Hij draagt de schunnigste, de reinste planten,
hij wordt met eigen grondstof volgestort,
hij is wat duldt. Wat breekt maar nooit verdort.
Laat wat van je horen