Alleen wil ik gaan,
over jouw beweende paden.
Door alle modderpoelen,
alleen wil ik waden
Alleen wil ik vermoeden,
wat jou zover heeft gebracht.
Om dan uit te vinden,
dat mijn zoon huilde,
verborgen achter lachen.
Een glimlach zonder kracht.
Met handen die niet wisten,
waar ze zoeken of strelen moesten.
Met een mond die niet kuste
en een stem die niet suste.
Met ogen die niet zagen,
wat echt belangrijk was.
Vond geen woorden om te vragen,
wat ik in jouw ogen zag.
Vond geen tijd, geen weg,
om jouw mijn hart te reiken.
Wat de wind wel kon, verzuimde ik,
als een vader
door je blonde haren strijken.
Slechts mijn schouder had je nodig.
Even rusten in je leven.
Al het andere overbodig.
Een knuffel aan zijn vader geven.
Alleen wil ik gaan,
hier door levenloze stenen,
en in gedachten, lieverd,
mijn schouder aan je lenen.
En in gedachten, lieverd,
al de pijn die je hebt geleden,
alle tranen die je stil
in je kamer hebt vergoten,
zou ik willen smeden
tot de glimlach van een kind.
Nog één keer moet je horen,
dat mijn stem jou roept.
Dat ik bij je wilde horen,
Lieverd, ik hou van je.
Laat wat van je horen