Ik kijk naar buiten, trieste boel!
Alsof de hemel is gespleten,
de wolken hard uiteengereten.
Een nat, mistroostig rot gevoel.
De druppels uit de hemel glijden
als diamanten langs het glas en spatten uiteen, alsof het was
’t gevoel van tranen te vermijden.
’t Getik wordt harder, dwingend, luid!
De regen is een groot spektakel,
een wonderbaarlijk plensmirakel
op mijn parelende ruit.
En zie; plots breekt de hemel open!
Tranen drogen langs het raam
waar nu diamanten sterren staan.
Verdriet is langzaam weggeslopen.
Laat wat van je horen