Ik heb me behaaglijk opgekruld
in jouw grote wollen trui
met opgetrokken benen
zo knus,
mijn hoofd die op het kussen rust.
Jij ligt achter mij
en half over mij heen
leunend op mijn heup en zij.
We liggen stil
en voelen de zwaarte van elkaar.
Na een poosje vindt
mijn hand de jouwe.
Handen vol gevoel
en met hun eigen taal.
Je vouwt je hand
dan zo om die van mij,
een beschermend mannelijk gebaar.
De tranen wellen in me op;
wat verlang ik toch hiernaar.
Ik voel hoe moe ik ben
van alleen het leven leven
en even kan ik schuilen
in samen zijn met jou.
Zo kostbaar, zonder woorden
kleine bewegingen van vingers, contact
dan steviger en dan weer rust.
Tijdloze adempauze
tot je weer zelf verder moet.
Laat wat van je horen