Ik open mijn ogen
en kijk om me heen,
Alles voelt koud,
ik voel me zo alleen.
Ik staar voor me uit,
uren aan een stuk,
Ik verlang ademloos
naar een klein beetje geluk.
Ik sluit mijn ogen,
tot diep in gedachten,
In de verte zit in klein meisje
op mij te wachten,
Ik loop naar haar toe
en kijk haar aan,
Langs haar wang gaat en traan.
Ik til haar op en pak
haar stevig vast,
Op mijn schouders voel
ik opeens een enorme last.
Zoveel eenzaamheid, kou en verdriet,
Niemand die de innerlijke pijn ziet.
Ik troost haar en zet haar neer,
Ze huilt niet,
maar het doet nog steeds zeer.
Een litteken dwars door haar hart,
De veranderingen hebben
haar compleet verward.
Zo’n klein meisje teder en bang,
Met dat kleine zinnetje
kreeg ze levenslang.
Levenlang alleen, levenslang pijn,
Ze zal levenslang een
klein meisje zijn.
Opeens staat ze op
en boos kijkt ze me aan,
Ze veegt haar tranen weg
en gaat dapper voor me staan.
Ik kijk diep in haar blauwe ogen,
tot in haar ziel,
Ik zie mezelf, op het moment
dat ik van boven naar beneden viel.
Haar blonde krullen waaien in wind,
Ik schrik, dat kleine meisje
ben ik als kind.
Ze pakt mijn hand,
en fluistert zacht,
Het komt goed,
als je nog iets langer wacht.
Wees niet bang meer en ga door,
Denk aan wat je hebt
en niet aan wat je verloor.
Wees zo sterk als ik nu ben,
En word weer het meisje
wat jij het allerbeste kent.
Ze laat me weer los
en de wind blaast steeds meer,
Langzaam verdwijnt ze
en kijkt van boven op mij neer.
Ik open mijn ogen en kijk in het rond,
Ik kijk trots in de spiegel,
met een grote lach om mijn mond.
Laat wat van je horen