Het zijn jouw ogen,
die nooit tegen me logen.
Maar plots wel.
Toen hoorde ik gebel.
Het gebel van het bedrog.
Ik zei het tegen je en je zei:
maar schatje toch…
En daar gingen wij,
uit elkaar.
En toen zei ik:
de deur is daar, ga erdoor.
En dat ik nooit meer iets van je hoor!
Laat wat van je horen