Tranen, rollend, over haar glansbruine huid
Daar, de merel, die zuiver voor haar fluit
Een laatste brief aan haar geschreven
Over zijn ellendige leven
Tranen, vallend, van haar mooie gezicht
En hij, uitgemaakt voor een vuile nicht
Vedriet, schaamte en woede stapelden zich op
En deed hem grijpen naar de strop
Tranen, spattend, op de houten vloer
Deed haar denken, aan het laatste van haar broer
Zijn leven kapot gemaakt door haat
En vrienden, vol verraad.
Laat wat van je horen