Muren rot, gevort door tijd.
Bevangen in een web van spijt.
Huilend, al een eeuwigheid.
Wanhoop op de vloer verspreid.
Gure wind van eenzaamheid,
Brandend van verlangen.
Dat door de tand des tijds,
Slechts harder is gaan prangen.
Ramen van gebroken glas.
Een lijk dat ooit een lichaam was.
Een wil die ooit verlangen was.
Niets dat de zijs van tijd ontgaat.
Buiten de spijt die ieder voor eeuwig in zich draagt.
Laat wat van je horen