Een lege vlakte staart me aan,
Een hand schetst de dingen die ik ben.
Een boom, een rivier, alle wolken in mijn hoofd.
De winter staart me aan,
Kil en koud, maar toch zacht en fijn,
Alles wat in mijn ruimte zal zijn.
Mijn ruimte staart me aan,
Overal flarden van mijn bestaan.
Ze maken me eenzaam en somber tegelijk
De volgende ruimte staart me aan,
Vol felle kleuren van een blij persoon.
Kijk, hier word ik nou zo depressief van.
De leegte staart me aan,
De plek waar ‘vriendinnen’ zou moeten staan.
Maar die zijn vertrokken, en gaan verder zonder mij.
‘Ik’ staart me aan,
Eenzaam, verloren, zonder vreugde in de ogen.
Met een hand die trilt boven de geschetste vlakte.
Mijn wereld staart me aan,
De wereld die ik ben,
Door hart en herinnering geschetst.
Laat wat van je horen