Honderdvijfenveertig dagen zijn verstreken,
vanaf de nacht dat jij het leven liet.
Keer op keer is mij gebleken,
dat ik nu lijd aan groot verdriet.
Radeloosheid, een niet te vermijden
gevoel van leegte en verlies.
Ik hunker naar de vervlogen tijden,
die ik veruit boven mijn heden verkies.
Mijn hart en ziel zijn ondraaglijk zwaar,
mijn hele wezen doordrenkt van het gemis.
Wij waren met elkaar nog lang niet klaar,
maar het leven, ach het leven… is zoals het is.
Ik leg me willoos neer bij jouw verscheiden,
ook al is ‘wij samen’ verworden tot ‘ik alleen’.
Met jouw dood kwam ook het snijden,
van alle samenstellingen rest ons geen.
Nochtans nu sta ik voor het onvoldongen feit,
dat ‘wij’ behoort tot ons onvoltooid verleden.
Voorgoed raakten jij en ik elkaar dus kwijt,
althans wel in dit onvolmaakte heden.
Laat wat van je horen