’t Mooiste beeld wat ik van m’n vader heb
Is op die stoel in de zon, voor zijn vogels
’t Mooiste beeld wat ik van m’n vader heb
Is op die stoel voor zijn vogels, in de zon
Achterover leunend tegen die stenen muur
Zo zat ‘ie daar, een man van zesenvijftig jaar
De laatste maanden van z’n leven
Zo zat ‘ie daar, te kijken naar zijn parkieten
en hij keek maar naar die hemel, naar de wolken in de lucht
En als die parkieten floten, dan stond ‘ie op
En dan riep hij hun: Wa ist, wa hedde tekort?!
Met die stem, die ik nog altijd hoor
Ik was twintig toen ik hem verloor
’t Was op maandagmorgen in de zomer
En de zon scheen op die stenen muur
Hij glimlachte en sloot z’n ogen
Toen is ‘ie met zijn parkieten mee weggevolgen.
Laat wat van je horen