Vervagend het straatbeeld
Somber en koud, eindeloos
Onzichtbaar in de zachte glans
Van besneeuwde nevel
Verduisterend de lucht
Zwart en koud, zonder einde
Ondoordringbaar wit van
Aanstormende sneeuwvlokken
Op de kale tak, bij het raam
Een bevoren duif, zwijgt
In het grijs van de kruin
Een dode vliegerstaart
Bedekkend de lauwgele vlek
Een hond mager en mismoedig
Stapt weg in snelwissende sporen
Sneeuwgordijn op mijn raam
Onaflatend de gure storm
IJzig en scherp, geselend
Jaagt glanzende strepen, glas
Doorzichtig onzichtbaar wit
Zal de zon de mist doorbreken?
Zullen er sterren staan deze nacht?
Zal de vuile smurrie smelten
Tot zwart water in riolen verdampen?
Zal de wind de geur van lente dragen
Nieuw leven jagen in de tuin met
Jong groen naar de zomer lachen,
Golven krullen op een lome rivier?
Verhullend mijn gedachten
Somber en verveeld, nat
De schittering van een traan
En waterstomende wolken
Heetdampend de groene thee
Wasemt natte mist op het tafelblad
Mijn hand doopt een koekje slap.
Er is niets anders te doen.
Laat wat van je horen