Ze rent een donker gebied.
Angstig, wanhopig, heeft
Verdriet.
Het is een leegste van
Oneindigheid.
Daar draagt ze de last van
Schuld en spijt.
Ze valt in een bodemloos gat.
Wat een grote pech is dat.
Ze blijf in wanhoop vissen.
Wie zal haar missen?
Ze word wakker in zweet.
Een deken is wat weg gleed.
Ze springt door het ruit.
Haar leven is nu uit.
Laat wat van je horen