Oh paarden van de nacht,
mindert toch uwen vaart
eenzaam ben ik doch gelijk,
een ridder met zijnem zwaard
Dwalend door geesteswouden, beschonken van verlangen
weet ik dat zij ergens,
mijn twijfels zal bevangen
Maar hoe bitter zal het zijn,
als u weer zult verdwijnen
de kilte van de werkelijkheid,
zal met de zon verschijnen
Van dweepzucht ben ik thans verlost, het lot heeft mij genezen
doch het deinen op hoop en weemoed, is mij toegewezen.
Laat wat van je horen