Het zonlicht valt over een landschap.
Eentje zoals ik nog nooit heb gezien.
Het brengt tranen in mijn ogen.
Ik weet niet waar ik dit aan verdien.
Kleuren van vogels in de bomen.
Lijken te stralen in hun kracht.
Ze overstelpen mij met gemoedsrust.
Ik sterk mezelf aan hun pracht.
Een zachte bries glijd over mijn huid.
Als een streling van mijn vrouw.
Tranen onstnappen uit mijn ogen.
Ik weet nu hoeveel ik van je hou.
Dit serene landschap dat voor mij ligt.
Met haar velden wijds en groen.
Zij zal altijd voor mij daar zijn.
Mij inspireren om goed te doen.
De kalme beek die door haar stroomt.
Brengt rust en liefde met zich mee.
Als zwanen die nestelen op haar oever.
Zijn wij niet langer met zijn twee.
Ons kind zal deze horizon kennen.
Zij zal zich vestigen in dit beeld.
Nooit zal ze ongelukkig zijn.
Nimmer droevig of verveeld.
De wolken die het blauw doorbreken.
Brengen geen donder, hagel of regen.
Het pad leid naar de top van de heuvel.
De boom waar wij hebben gelegen.
In mijn armen keek jij naar de verte.
Tevreden over wat we hebben gemaakt.
Simpel, sereen en vol van onschuld.
Zelfs daar waar het land de hemel raakt.
In dit land wil ik voor altijd blijven.
Haar inwoners dat zijn wij.
Ons kind spelend in het zachte gras.
Met jou liefkozend aan mijn zij.
Laat wat van je horen