Hij wilde zijn als God
hoog zitten op Zijn gouden troon
en zou het ook veel beter doen
alles vrolijk en zonder smaad en hoon.
Van goede wille alle mensen bij elkaar
en iedereen die was dan ook tevree
het gaat prima sprak hij nog voldaan
Hij keek van zijn troontje naar benee.
Maar opeens om een domme kleinigheid
sloeg men op elkaar toen zinloos in
de mens ze konden niet buiten stijd
haat zat in de mens van binnenin.
Hij als God zag dat alles even aan
in iedere mens zat hier een kain
het ene land tegen het andere land
met sterke vuist en harde hand.
Hij bleef niet meer op zijn troon
kwam vlug weer naar benee
en het ergerde hem nog het meest
dat hij voor deze mensen hun godje was geweest.
Nu zit hij op het krukje in eigen tuin
zijn beperking maakte hem weer mens
en zei; vergeef mijn hoogmoed, Heer,
ik ben dom en veel te klein , maar ook
Dank dat u nog God wil zijn
Laat wat van je horen