Eens, helaas,
gleed je van ons dak,
Ik zag jouw zwarte Pieten niet.
Noch jouw brieven van de kinderen.
Noch jouw rijkgevulde snoepgoedzak.
Dus liep ik ijlings naar buiten.
Niemand zag ons door vervoren ruiten.
Ook niet jouw pijn en eeuwen verdriet.
Weet,toen zijn we vrienden geworden.
En aten wij samen uit dezelfde borden.
Al jaren blijf je in me zinderen.
Denk alsjeblief nu aan kinderen van elk ras.
Soms alleen en verkleumd, zonder dak.
Kijk terug wie jij toch eens was.
Laat wat van je horen