In het huilen van de wind
En het bruisen van het water
Glinsteren de sterren,
En het zand dat fonkelt mee.
Schelpen knarsen ondervoets
En meeuwen vliegen af en aan.
Bedekt met schijnend schuim
Ligt daar het afval van de zee.
Tussen grote stukken hout
Naast de halfvergane netten,
Glimmend en gezwollen,
Vertrokken in een doodse wee
Het lichaam van een zeeman.
En in plukjes om hem heen,
Dof en zwaar en donker,
Duizend balen dure thee.
Laat wat van je horen