Het is tijd voor open spel,
mijn liefste.
De kaarten op de tafel.
Ik heb er twee: mijzelf en wat
ik schrijf.
Ze zijn van weinig waarde,
om niet te zeggen van geen tel.
De hand van jou is rijker:
je lijf is nog het minste,
al is het lang niet mis.
Maar ook illusies heb je nog,
en hoop.
Jij hebt alles wat er is.
Toch ben ik soms al op je uitgekeken, ontkennen heeft geen zin.
Je zult dan ook wel weten:
gewenning is een ziekte,
ze slaat toe van bij het begin,
en op het einde is het beter om te breken.
Ik wil daar nu niet over praten.
Wat komen moet, dat komt.
Alleen: er zal nimmer sprake zijn van schuld.
En nog minder van vergeten.
Dat er, in dit land van kwezels en kastraten,
in deze tijd van tegenstand en
onbenul,
twee levens waren die elkander kruisten, met een vuurwerk
van vergeefse woorden,
en de troost van wat lichamelijk tumult.
Laat wat van je horen