Niet meer

Jij was.
Jij bent niet meer.
Nog maar pas,
maar nu doet het zeer.

Wij waren.
Wij zijn niet meer wij.
Wij verandert in ik
en onze tijden samen zijn voorbij.

Ik luister.
Ik ben alleen.
Ik kijk,
maar zie niemand om me heen.

Jij ging graag naar de zee.
Nu kan je dat niet meer.
Ik ga nu vaak naar de zee
en denk aan jou keer op keer.

Ik wil je vasthouden,
maar dat kan niet meer.
Misschien wou je ooit nog trouwen,
maar nu kan dat niet meer.

Je had nog dromen.
Nu kan je dat niet meer.
Je wou nog verder in het leven komen.
Nu kan dat niet meer.

Niet meer.
Niet meer.
Meer verdriet,
want jij bent er niet.
Jij bent er niet meer