Daar op het hoge duin heb ik je ontmoet.
Starend naar de avondzon.
Op je haren lag een gouden gloed.
De horizon was vol van vermiljoen.
De zee doorsneden met een gouden spoor
Weerspiegelde zich in je ogen.
Ik keek je aan geraakt,gepakt, bewogen
De weerspiegeling drong in mij door.
De duinpan vulde zich die nacht.
Met sauzen,spijzen,geuren.
Met vermiljoenen kleuren.
Van twee huiden met geluiden van het zoet.
Wij hebben de nacht tot het lichten omvat.
In je ogen stond het blinkend dauw gevangen in zonnestralen.
De ochtend kwam te vlug te vroeg mijn droombeeld halen.
En streek jouw rok weer glad.
Ik kom nog wel eens op het hoge duin.
Als de avondzon in het onder gaat.
Maar van de zee spoelt slechts een zand’rig schuim.
En de wind die blaast en klaagt dat alles vervloeit en eens vergaat.
Laat wat van je horen