Als een klein meisje,
het leven in getrapt.
Met herinnering vol met afschuw.
Zij en niemand
die het werkelijk snapt.
Opgegroeid met het verkeerde gevoel.
Problemen opgekropt.
Een lichaam als Hulsel,
maar van binnen een dooie boel.
Rondgedwaald,
maar geen idee waar naar toe.
Rondgesleept met zware bagage.
Nog steeds wakker,
maar heel erg moe.
De dag dat zij hem weer tegenkwam,
was als het openen van een dam.
Een vloedgolf van herinneringen
over haar heen.
Daar ging ze tegen de vloer.
Als een klap in haar gezicht
weer helemaal overnieuw.
Het eeuwige dal
dat niet lichter leek te worden.
Ze wou er al niet meer naar toe,
haar hart werd eruit gehaald.
Haar enigste greintje trots vernield.
Haar eigenwaarde de grond in gestompt.
Ze was wederom verdwaald.
Had hij haar maar nooit aangeraakt,
had ze zich maar verzet.
Jad ze haar maagdelijkheid nog.
Het was allemaal opzet.
Had ze maar geslagen,
had ze maar geschreeuwd.
In plaats daarvan verstijfde ze.
Hem had het alsnog niet gedeerd.
Laat wat van je horen