Elke morgen bij zonsopgang,
zit ik hier, denkend aan jou.
Je bent zo ver weg,
hopelijk zie ik je gauw.
Maar dat zijn slechts dromen
die nooit zullen uitkomen.
Jij zit ver weg,
tussen de beren en bomen.
In een land waar de natuur
nog zo is zoals in de oertijden.
En dat zal waarschijnlijk
nog zo blijven voor tijden.
Ook heb je me aardig leren paardrijden.
Rijdend door de bergweiden
hadden we veel plezier.
Terwijl we werden onderzocht
door een rendier.
Maar later werd het minder amusant.
Ik moest terug naar Nederland.
Eenmaal hier miste ik je verschrikkelijk.
Het verlangen terug naar
Canada was dan ook afgrijselijk.
Je spookt al maanden door
mijn geweten.
Maar ik zal je nooit meer vergeten.
Laat wat van je horen