Jij.
Daar in het midden.
Ik kwam binnen.
Ik zag jou.
Jij mij.
Ik keek.
Jij ontweek.
Jij bood
Ik kleurde rood
Ik weigerde
Jij offerde
Jij kreeg
Ik zweeg
Ik gaf
Jij kreeg spijt, achteraf
Angst
Jij werd overwonnen
Jij kunt je niet binden.
Verdriet
Was ik er maar nooit aan begonnen
Ik kan je niet meer beminnen.
Laat wat van je horen