Ik lig naast jou in bed
Mijn vingers nestelen zich
In de krullen van jouw zachte stilte
Gevangen in een zwarte driehoek
Plotseling bloeit er een droom in ons bed
Ik zie vreemde handen groeien uit jouw buik
Handen die ik niet ken
Niet kennen wil
Mijn vingers vallen stil
Na het horen van heimelijke minnekreten
Die reeds eerder op de avond
Jouw zachte stilte openspleten
De ontmoeting verkromt mijn hand
Vingers rukken zich los uit dit bijtende woud
Maar breken bij mijn handen af
En laten als straf een stompe bout op jouw zwarte driehoek achter
Een fabelachtig schepsel met bokkepoten komt stompend op mij stoten
Opeens voel ik bevrijdend
Hand over hand glijden
Jouw handen strelen mij vlug
Uit mijn droom terug
Ik word wakker en weet
Dat een niet verwerkte herinnering
In een vloek en een zucht
Mijn droom voorafging
Je ligt nu weer binnen handbereik
Je lichaam ademt luid
Jouw zachte stilte zucht
Ik zucht en vloek tegelijk
Mijn worsteling uit
Laat wat van je horen