Onder een grote dikke boom,
staat een stoeltje met een troon,
in een kringetje erom heen
zitten de kindertjes zeer tevree,
te luisteren naar een spannend boek
van een heksenketel vol tomatensoep.
De heks vertelt over konijnendrollen,
die ze in de soep laat rollen.
Smerig vinden alle kinderen,
maar de heks roeit dapper door.
De regenwormen vliegen om haar oor,
ze heeft er zoveel gevangen,
dat de wormen de pan uit hangen.
Ze proeft en proeft, dat is genoeg!
En gaat naar de soepkommen op zoek.
Simsalabim, knotsie, knetter,
wat smaakt deze soep toch lekker!
Kom, lieve, kleine keutelaars.
Zet jullie kopjes maar eens klaar,
zal voor een keer niet gierig zijn.
Neem maar een slok, zo puur en fijn.
De kinderen waren zo geschrokken,
kregen ter plaatsen de waterpokken.
De heks nam gauw de bezemsteel,
want ook zij kreeg pijn in haar keel.
En de maan die allen zag,
die schoot hartelijk in de lach. Kabouter Pokje maakt nu een papje,
lieve kindertjes, neem gauw een hapje.
Laat wat van je horen