Lopen naar die ene boom.
Zie ik een vogel.
Hij staat op een steen,
met een oester in zijn bek.
Vol verbazing loop ik er na toe.
Sta stil, En aai hem,
zonder erbij na te denken.
Hij kijkt me aan,
met zijn liefdevolle ronde ogen.
Hij kruipt op mijn gehurkte benen.
Hij blijft bij mij,
om zig veilig
en niet alleen te voelen.
Ik aai hem totdat zijn ogen dichtvallen,
en zijn ademhaling stopt.
Ik ben niet bang,
hij is dood,
maar niet verdwenen.
Ik leg hem neer op diezelfde steen,
waar hij op stond.
En dek hem toe,
met groen geplukte blaadjes.
Er rolt een traan van mijn wang,
langs mijn mond.
De tranen die volgen,
zuiveren zijn onbewogen
lichaam van pijn en verdriet.
Daarna sta ik op,
en loop weg.
door het lange gras met mijn voeten,
opweg naar mijn eeuwige geluk.
Laat wat van je horen