Dichter en steeds dichter
dwaalt de dichter naar de rand
Met in zijn hand een tekst verbrand, naar de rand van zijn verstand Hoeveel verder durft de dichter dwalen naar die laatste rand
Tegen hoeveel faliekant falen
is de dichter nog bestand?
Welk woord kan hij gebruiken,
welk woord is goed genoeg?
Hoe moest hij dan reageren als
iemand naar haar schoonheid vroeg?
Als dichter werd van hem verwacht, dat hij haar schoonheid toebedacht Met poëtisch praal en pracht,
een karrenvracht aan woordenkracht.
Hij zoekt in zijn hart en hij woelt door zijn hoofd Maar zijn hand lijkt verstard en zijn pen blijft verdoofd.
Hij schreeuwt en hij schraapt
en hij bloedt en hij bidt
Maar het blad dat voor hem ligt, blijft wezenloos wit.
De deur valt voor de dichter dicht. En zijn gedicht, aan haar gericht Blijft een hoofd zonder gezicht.
Laat wat van je horen