De zon prikt en schijnt.
Nu ook wel zonder jou.
De rivier en de glimmende zee.
Ze roepen:wat een zee van tijd.
Golf je nu met ons mee?
Pijn kan zo prikkelend zijn.
Onwetend de blauwe stroom.
Kleur van marijn in zonneschijn.
De wind weet het en wordt loom.
Een ijsje, geen twee,
bij de oude venter.
Ik slenter.
In een beelden en een jonge droom
lig jij nog de oude zon te kloppen.
Bruinend en senueel te bakken op het strand.
De zee huilt in mij bij elk getij.
Want nooit meer meid lig je nog op het zand.
De ketterse tijd lacht om zijn almacht.
Laat wat van je horen