De harde, spitse regendruppels
tikken, onregelmatig, chaotisch –
tik, tak, tak, tik, tak, tik –
op het dikke, ferme glas van mijn raam
Rumoerige marktlui verdringen elkaar
duwend, trekkend, schreeuwend –
allesbehalve luisterend –
voor de hoge poorten om mijn tuin
Ik werp een mistroostige blik uit ’t raam
alwaar ‘k de buitenwereld aanschouw –
troosteloos en verstoken van ieder licht –
en met een ruk rechtsomkeert maak
Mijn cherubijn zal mij beschermen,
zich over mijn zieleheil ontfermen.
De poorten, ramen en deuren blijven dicht
en ik blijf binnen,
want binnen – is het licht
Laat wat van je horen