Liefste, laat me met wee gemoed,
Heel even alleen bestaan,even gaan.
Door de achterpoorten van herinnering.
Mijn lief,mijn kleinood,mijn hebbeding.
Onder volle maan -wil ik -nog één keer beluisteren.
Myriaden sterren boven zien.
En zowel schapen en wolven toefluisteren.
Nutteloos voor ons misschien.
Ik wil hen toch nog een keertje horen.
Al kan het zuiden mij niet meer bekoren.
Het zijn strohalmen van mijn jeugd.
Fragmenten die ik voorgoed wil bewaren.
Diep ademen, vogelvrij doet me deugd.
Ik wil geen klokken horen luiden.
Enkel Moeder Stilte in Brussel.
De naakte herfstgeluiden in een jazzy-steeg.
“Autumn Leafs” van een verre tenorsaxofoon.
Klinkt nu onbegrijpelijk monotoon.
Het is de liefde voor jou die ik overweeg.
‘k Besef nu pas hoe diep ik al in jou woon.
Laat wat van je horen