Oh zoete, milde voorjaarswind
Je speelt met de jonge bladeren zo zacht,
Terwijl de zon door de twijgen lacht,
Ik heb je altijd zo bemind.
De vogels zweven door de lucht,
Gedreven op jouw tere vleugels,
Je leidt ze omhoog, als had je teugels
van geluk voor hunne vlucht.
Je laat me steeds in stilte dromen,
Een zijn met de natuur, wat is dat fijn.
‘K voeldat ik dan nooit meer alleen zal zijn,
Want iedere lente zul je weer komen.
Laat wat van je horen