Voor de liefste,
Dromend lig ik in de warme holte
van je gebogen lichaam.
Hoe wreed lijkt nu de snijdende wind,
schurend langs het donkere raam
Je ogen zijn gesloten met wimpers
die rusten op het zachte landschap van je gelaat.
Uit je neus komt je fluisterende adem,
alsof je zelfs nu nog tegen me praat.
Slechts heel langzaam durf ik het aan
om echt te ontwaken.
Bang, dat ik me losmaak uit de vervoering
waarin jij me hebt doen geraken.
Je naakte been ligt op me,
als een zachte maar sterke wacht,
alsof je me wilt weerhouden van een vlucht
in de verlaten nacht.
Slaap mijn lief,
slaap nog voort.
Weet mij naast je,
die elke zucht van je hoort.
Laat mij dan ook weten
wat je echt bezielt of vreest;
ik wil je kunnen begrijpen,
zoals er nog geen ander voor je is geweest.
Laat wat van je horen