’t Vismijntje, mijn visje,
Mijn vosje,paardenrosje,druiventrosje:
De vissertjes doekten net in.
Maar ik dank je
Dat ik via hun bootje
Als een eskimootje,
Mijn eeuwige vriendin,
Toch nog van de zee
Een maatje,mijn maatje,
Voor jou, een mootje haring ontving.
Sing, Sing, Sing!
Visje en jij smolten in de mond,cootje
En vooral dat heerlijk escargootje!
Laat wat van je horen