99 witte schapen,
allemaal bij elkaar.
De honderdste is zij,
ze is zwart,
ze hoort er niet bij.
Niemand kijkt,
lacht of praat tegen haar.
Ze heeft geen schapenvrienden,
echt geen één.
Ze blijft in de buurt van de herder, ze weet, daar is ze nooit alleen.
Voorzichtig loopt
ze een stukje verder weg.
Het arme beest kijkt naar
haar zelf in het water
Haar vacht steekt donker
af in het helderblauwe water.
Hier is de herder niet.
Ver of niet ver hier vandaan?
Als zij zou weten waar hijn nu is,
Dan zat ze nooit,
nooit meer in duisternis.
De kudde gaat verder,
steeds meer uit het zicht.
Het beestje staat op een rand,
de hete zon op haar ogen gericht.
Ze blijft staren,
tot de kudde echt
uit het zicht is verdwenen.
Dan, een zachte hand op haar heet geworden vacht.
Voorzichtig draait het verstoten schaapje zich om.
Ze ziet niemand,
een raar gevoel in haar maag.
Ze begint te lopen,
de kudde ging rechts,
Maar het zwartje gaat links.
Waarheen, dat is voor haar,
nu nog een grote vraag.
Laat wat van je horen