Vanuit de hemel

Ik keek naar beneden vanuit de lucht,
Ik zag jou daar zitten met een diepe zucht.
Ik legde mijn hand op jou schouder,
En zei: ‘’Ik word ook ouder.’’
Er viel een traan op de tafel,
Net langs je stroopwafel.
Ik voelde me niet goed,
Maar ik deed alsof, met al mijn moed.
Je wou me knuffelen voor altijd,
Maar ik had niet alle tijd.
Ik moest weer terug naar de hemel,
Maar ik kon je niet meenemen.
Ik zei: ‘Vanuit de hemel kijk ik altijd naar jou,
We zien elkaar gauw.
Ik vloog naar boven,
Met een van jou bos rozen.
Ik wil altijd bij je blijven,
Maar dat gaat niet altijd!