Ik zag je niet vaak.
Je was altijd als een sprookje voor mij.
Zo’n oneindige schoonheid.
Als ik bij je was,
was het net of dat je als een warme deken
om me heen zat.
Ik voelde me beschermd.
Ook al had ik niemand,
niemand om me heen
je was mijn vriend.
Nu ben ik groot, en jij slechts een natuurverschijnsel.
Maar soms, als ik terug wil naar mijn sprookje kom ik nog bij je en ben ik altijd welkom
en ik weet dat je er altijd zult zijn
Je bent oneindig
De regenboog, mijn vriend
Laat wat van je horen