Aan de roestrode schaliepannen duivendaken.
Dicht bij het nostalgisch wachtend geroezemoes van de spoorlijnen
naar Brussel en Gent.
Daar hoor ik je notenbaan en lokroepen:
Kom,kom,kom..
Kir,kir, kir.
Kom Witpen, kom Asgrauw, kom Poulidor, kom Merckx.
Op radio 1 van je portatiefje klinkt:
“De begeleiders maken zich klaar,
De duiven worden weldra gelost”.
Exaltatie op de zolder.
Of bij een van die vele mistige weders:
“Het blijft wachten”.Gemompel volgt.
Noyon, Quivy, Saint-Quentin…
Uren later oreerde je nog beslagen als de keizer in het duivenlokaal over de wedstrijd tussen pot en pint.
Bij Frien,in “Den Anker”,Het Hof van Oranje.
Zottegem werd overvlogen.
Hoe kraken de trappen van jou nog na.
De duiven,vaak op weduwnaarschap
Zijn nu enkel nog een klad verleden.
Net als jij.Je bent nu dood.
Eergisteren werd aan de ranke boom jouw asse verspreid.
Deels hemels, deels natuurlijk aards.
Een vogel floot empathisch en meewarig op een tak een adagio mee.
Ginds in Lochristi.Westlede.We wenen.
Nu, vader in de vlucht, ben jij dood ten spijt.
Je zwermt en schermt in cirkels door de lichte,serene lucht.
Einde van onze kinderlijke ambachtstijd.
Laat wat van je horen