Eén keer kijken,
één keer loeren,
één keer gluren,
één keer zien.
Eén keer wandelen,
één keer slenteren,
één keer rennen dan misschien?
Eén keer zeggen,
één keer fluisteren,
één keer praten tegen jou.
Tien keer laat ik merken,
dat ik van je hou.
Laat wat van je horen