Zij laat mij
Zonder voorafgaande waarschuwing,
Vallen, de peilloze diepte in
Zij voorspelt mij
Mijn toekomst
Hopeloos te pletter
Tegen mijn eigen buikgevoel
Ik wil nog iets roepen,
luidkeels protesteren, maar
Ik weet niet meer wat,
waar boven of onder is,
Links of rechts.
Even zweef ik gewichtloos,
Min of meer zorgeloos zelfs,
cocoonen in vrije val
en op het moment,
dat ik mij, stilletjes,
begin af te vragen
waar, en waarom, hoe, en hoe diep,
de bodem van een
bodemloze put is,
stort ik neer,
breek ik als een goedkope vaas
in duizend minuscule stukken
Met toegewijde koppigheid,
En een theelepel engelengeduld
raapt zij alle scherven
Één voor één,
Als waren het geluksbrengers,
van de vochtige grond weer op
zonder woorden, zonder lijm
plakt ze de brokken terug aaneen,
tot mijn binnenste buitenste vel behoedzaam
een weg naar de oppervlakte vindt.
Een waterzonnetje schijnt
De regen voelt lentefris
ik kijk naar het resultaat
in een spiegel die zij me voorhoudt
Ik ben het nog steeds
Enkel anders.
Laat wat van je horen