Tegen de roest
van de mensheid,
dat ons ijzeren gestel
langzaam omvatte
en dreigde te verminken.
Borgde jij jouw hart,
dat al bloedde
uit duizend wonden,
voordat ik erachter stond.
Je liet het doorsteken
zodat ze het mijne
niet zouden raken.
Maar dat deden ze toch.
We schreeuwden
en zongen samen,
terwijl we ze,
met uitdagende blik,
uitnodigden
om verder te steken
dan ze lief was.
En jij voorop.
Laat wat van je horen