Zij wandelde verblijd en trots
met haar geluk in de septemberzon
zich niet beseffend dat daarna
snijdende impulsiviteit
haar vlijmscherp raken kon
Haar buurvrouw zei: hé meid ben je bevallen?
het werd zo langzaamaan wel tijd nietwaar
ach, is dit nou je kleine kindje,
laat mij eens kijken,
hij is wel bleekjes en wat raar.
’t lijkt wel een apie, net zn vader
zij ze glimlachend, ondoordacht
en de kersverse moeder, ze trad niet nader
Drie scherpe onbesuisde pijlen,
die had ze zeker niet verwacht.
De vluchtige correctie:
’t kind is wel lief hoor, beste meid’
voorkwam niet dat de jonge vrouw,
volkomen gebroeilleerd bleef zwijgen,
maar tegen ’t ventje zei: ‘ik hou van jou’.
Laat wat van je horen