De dirigent van de vrouwenkapel
Verbergt zijn mannelijke gêne
Achter obscene gebaren met de strijkstok
Niets vermoedend deinen de dames mee
In het ritme van dit kleinood.
Maar als de harpiste zich vertokkeld
Kijkt hij streng bestraffend
Over de minuscule glaasjes in de leesbril
En tikt heftig op de lessenaar
Als met de billen bloot.
Zijn jarenlange liefde voor het vak
Had hem vervormd tot een octaafsprong
Die te pas en on te pas
Van links naar rechts
Over het podium heen en weer sprong.
Veel vrouwen hadden niet door
Dat deze verkapte paringsdans
Een uitvloeisel emotionele faalangst was
Dat op deze wijze de gedaante aannam
Van een man met dirigeerstok.
Als aan de apotheose van de sonate
Dan een vochtplek zichtbaar werd
Greep hij de paljas bij de slip
En draaide zich amechtig om
Naar de toehoorder met een buiging.
Laat wat van je horen