Er lag een dode vogel in ons perk
Ik vroeg mij af:hoe sterft zo’n beest
Zegt hij ‘Aju’,en geeft de geest
Of,moet hij eerst nog lijden
Of,is het geen van beiden.
Was hij alleen,of was er iemand bij
die van hem hield,en lieve woordjes zei.
Was hij’t,die op het randje van de goot
Strijdhaftig als een orthodoxe jood
Zijn afgezaagde liedje floot.
Bad hij wel eens voor zijn eten
En liet hij stiekem vieze scheten.
Was hij een Moslim,of was hij Christelijk
Ofis,in zijn wereld,iedereen gelijk.
Ik graaf een merelgrafje in mijn perk
En,’uitgefloten’,kras ik op zijn zerk
Een traantje maakt mijn ooghoek nat
En door een floers zie ik nu dat
Het hoopje veren dat ik zo bekijk
Geen vogel is,maar een stinkend lijk.
Laat wat van je horen