Op reis te zijn

Wat een getrek en wat een gesleur
en moeder in haar goed humeur
Op reis?
Ben je niet goed wijs?
Of toch
Alle kleren ingepakt en vader met een dikke sigaar in z’n zetel weggezakt.
’t is duidelijk
alle symptomen zijn er keer op keer
’t Is vakantie alweer!

Ik zie hem al !
Hij komt eraan
Die bus waarmee we naar Spanje gaan.
Met al onze koffers stappen we op.
En weet je al de grootste mop?
Mijn zus die wil niet mee!
Zij gaat liever met vrienden naar zee

We rijden nu al een hele dag.
En daar zitten ze dan, mijn ouders, met hun grootste glimlach.
Dromend over de reis die komen zal…
In dat chique hotel met grote hall.
Ik zie ze alweer wandelen
daar aan het mooie strand.
Dan zijn ze weer o zo verliefd
en lopen ze hand in hand.

En welk avontuur zal
ik dit jaar beleven?
Zo zonder mijn zus,
ik begin al te zweven.
Voor ik het weet zijn we aangekomen.
In ‘ t land van de appelsienebomen.
Wat is het toch heerlijk,
wat is het toch fijn…
om in het warme Spanje
op reis te zijn!